BETER IN DUURZAAMHEID
Begrippenlijst
de bouw worden heel veel verschillende termen gebruikt rondom duurzaam bouwen. Deels overlappen ze elkaar, deels vullen ze elkaar aan. Los daarvan veranderen wettelijk gestelde eisen, regelgeving en benamingen nog wel eens. Hieronder lichten we de veel voorkomende begrippen voor duurzaam (ver)bouwen toe, waarvan wij denken dat ze interessant voor je kunnen zijn
Begrippen
MVODe afkorting MVO staat voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Hiermee wordt bedoeld dat een bedrijf zich bewust is van de impact op mens en milieu en een goede balans zoekt tussen de facetten ‘people, planet en profit’. Termen als duurzaamheid, circulariteit, social return on investment en het scheppen van goede arbeidsomstandigheden zijn hierbij belangrijke thema’s. Als vergrotende trap kan MVO ook nieuwe kansen, diensten of producten creëren. Bedrijven met een focus op MVO richten zich actief op het toevoegen van waarde aan de samenleving. MVO is geen doel op zich, maar een continu proces om het steeds weer beter te doen. De winst en voordelen die eruit voortvloeien zijn daarbij een logisch gevolg.
Duurzaamheid
Duurzame ontwikkeling komt tegemoet aan de levensbehoeften van de huidige generatie, zonder die van de toekomstige generaties tekort te doen. Het gaat hierbij om economische, sociale en leefomgevingsbehoeften die met elkaar in balans zijn. Denk dan aan: een schoon milieu, biodiversiteit in de natuur, een gezonde bevolking, goed werkende sociale netwerken en maatschappelijk vertrouwen.
Circulair
Circulair betekent kringloop. Deze term sluit aan bij de cradle-to-cradle-gedachte. Circulair wordt vaak in combinatie met economie gebruikt. In een circulaire economie blijven we producten en materialen zoveel en zolang mogelijk gebruiken door middel van hoogwaardig hergebruik, recycling en vernieuwing. Zo leveren we een actieve bijdrage in het voorkomen van uitputting van grondstoffen. Bij circulair bouwen gaat het om minimaal gebruik van grondstoffen, en daarnaast om hergebruik van grondstoffen en materialen. Bij het ontwerp van het gebouw wordt daarom al sterk rekening gehouden met levensduurverlenging.
Biobased
Deze term wordt veel gebruikt in combinatie met ‘economy’, wat gaat over de overgang van een economie die draait op fossiele grondstoffen naar een economie die draait op biomassa als grondstof. Wij hebben het vooral over biobased bouwen en biobased materialen. Uitgangspunt daarbij is dat er zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van materialen die in de natuur zijn te vinden en/of er terug kunnen groeien (hernieuwbare bouwgrondstoffen). Hout is hier een heel goed voorbeeld van, maar denk ook aan bamboe, riet (rieten daken), klei, stro /hooi en vlas (isolatie).
BENG
BENG staat voor Bijna Energie Neutraal Gebouw. Het BENG-instrumentarium bestaat uit drie eisen die het totale energievraagstuk van de woningen beschrijven.
BENG-1 eis: de energiebehoefte van de woning: verwarming en koeling, warm tapwater en hulpenergie. Geometrie van het gebouw, schil en glas beïnvloeden deze vraag. Hoe compacter je bouwt, hoe lager de energiebehoefte. Deze eisen zijn aangescherpt in 2020. De belangrijkste verandering is dat ze gedifferentieerd zijn naar woningtype (grondgebonden, woongebouw, skeletbouw) en naar compactheid.
BENG-2 eis: de hoeveelheid primaire fossiele energie (aardgas, elektriciteit)
BENG-3 eis: drukt het percentage hernieuwbare energie uit die de woning ingaat. BENG-2 en
BENG-3 zijn dus communicerende vaten die gaan over het voorzien in energiebehoefte. Hoe meer hernieuwbare energie je aanbrengt, hoe minder fossiele energie nodig is. BENG bestaat dus uit drie onderdelen:
1. Er wordt een maximum gesteld aan de hoeveelheid energie die een gebouw nodig heeft voor verwarming en verkoeling. Het gaat om een maximaal aantal kWh per m2 gebruiksoppervlakte per jaar. Hier heb je invloed op door het toepassen van isolatie en kierdichting. Maar ook de beglazing en de hoeveelheid hiervan en de vormgeving van het gebouw zijn van toepassing.
2. Er wordt een maximum gesteld aan de hoeveelheid fossiele brandstoffen, welke nodig is voor verwarming, verkoeling, warm water en ventilatie. Het gaat ook hier om een maximaal aantal kWh per m2 gebruiksoppervlakte per jaar. Het eerste punt heeft hier uiteraard invloed op. Verder gaat het over slim en duurzaam inzetten van installaties.
3. Een minimaal percentage van het totale energieverbruik dient te bestaan uit hernieuwbare energie. Ook hier gaat het over slimme installaties, zonnepanelen, gebruik van biomassa, warmtepompen ed.
FSC
FSC staat voor Forest Stewardship Council (Raad voor verantwoord bosbeheer). FSC is een keurmerk voor verantwoord, duurzaam bosbeheer. Samen met andere milieuorganisaties heeft FSC een set eisen opgesteld waarop elk bos wereldwijd beoordeeld kan worden. FSC-producten zoals hout, papier en karton zijn als product van verantwoord bosbeheer een onuitputtelijke grondstof. In tegenstelling tot bijvoorbeeld beton, kunststof en metalen is hout van nature een circulair materiaal en onderdeel van de biologische kringloop. De toepassing van duurzaam hout op grote schaal draagt dus bij aan het in stand houden van bossen wereldwijd. FSC-certificering is ook een instrument tegen ontbossing. Een FSC-bos mag namelijk niet worden omgezet in een soja- of palmolieplantage, of eindigen als veeteelt- of mijnbouwgebied. Op dit moment is meer dan 200 miljoen hectare bos wereldwijd FSC-gecertificeerd. Dit is vergelijkbaar met vijftig keer de oppervlakte van Nederland.
PEFC
PEFC staat voor Programme for the endorsement of Forest Certification Schemes ( Programma voor het goedkeuren van boscertificatieschema’s). PEFC is een keurmerk voor verantwoord, duurzaam bosbeheer. PEFC garandeert legaal hout (kapvergunningen en handelslicenties), maar ook dat het bos als geheel intact blijft, dat er aandacht is voor beschermde dieren- en plantensoorten en voor de arbeiders (gezondheid, veiligheid), en dat er wordt overlegd met lokale bewoners.
DUBOkeur
DUBOkeur geeft aan dat een product, grondstof, installatie of woning tot de meest milieuvriendelijke keuzes behoort. Een (milieukundige) levenscyclusanalyse (LCA) toont dit aan en is gemaakt door het Nederlands Instituut voor Bouwbiologie en Ecologie (NIBE). Met het DUBOkeur kan onafhankelijke en wetenschappelijk aangetoond worden dat er sprake is van een duurzame, gezonde en veilige keuze. Een DUBOkeur-product mag geen negatieve gezondheidseffecten hebben op de gebruikers. Schadelijke emissies, uitloging en/of uitwaseming in de gebruiksfase van het product zijn dus uitgesloten.
MPG
MPG staat voor de Milieuprestatie Gebouwen en geeft aan wat de milieubelasting is van de materialen die in een gebouw worden toegepast. Het is een objectieve hulpmiddel dat wordt ingezet in het ontwerpproces van gebouwen. Tegenwoordig is het bij elke aanvraag voor een omgevingsvergunning verplicht. De MPG geldt zowel voor nieuwbouwwoningen als nieuwe kantoorgebouwen groter dan 100 m2. Hoe lager de MPG-normering, des te duurzamer het materiaalgebruik. Per 1 januari 2018 geldt voor de MPG een maximum grenswaarde van 1,0. Per 1 juli 2021 is de milieuprestatie voor nieuwe woningen (niet voor kantoren) aangescherpt van 1,0 naar 0,8. Het doel is om de eis stapsgewijs scherper te stellen en uiterlijk in 2030 te halveren. De MPG wordt berekend aan de hand van de LCA-berekening, oftewel de Levenscyclusanalyse. De levenscyclusanalyse beoordeelt de totale milieu-impact van een product in zijn levenscyclus.
LCA
In een LCA (LevensCyclusAnalyse) wordt de hele levenscyclus van een product of activiteit in beeld gebracht en geanalyseerd. Van grondstofwinning via productie en (her) gebruik tot afvalverwerking. Oftewel: van de wieg tot het graf. De LCA wordt beschouwd als een vorm van ketenanalyse met nadruk op de impact van productie-/ bedrijfsprocessen op het milieu.
DE LCA wordt bepaald met uniforme rekenmodellen waarmee je producten op detailniveau met elkaar kunt vergelijken. Er wordt gekeken naar: levensduur, invloed op de ozonlaag, gassen die vrijkomen tijdens productie, benodigde hoeveelheid, mate van hergebruik, etc. De uiteindelijke waarde wordt uitgedrukt in schaduwkosten: hoe hoger de kosten hoe meer de totale impact op het milieu is. Dit is dus een van de meest uitgebreide en objectieve methode om de duurzaamheid van een product te waarderen.
De LCA wordt gebruikt als onafhankelijke basis voor de waardering van Breeam MAT5, NMD, keurmerken als DUBOkeur, MRPI, EPD etc. De NMD is weer de input voor de MPG. Kortom: de LCA is de grondlegger van alle waarderingen die gaan over de duurzaamheid van een product.
MRPI of EPD
MRPI is gebaseerd op de levenscyclusanalyse (LCA). Een MRPI geeft alle relevante milieuaspecten weer die met de productie, het gebruik en de latere afdanking van een bepaald (bouw)product gepaard gaan. Het MRPI/EPD-certificaat kan als basis kan dienen voor de Nationale Milieu Database en voor de Europese milieuproductverklaring (Environmental Product Declaration of EPD). MRPI-certificaten worden afgegeven nadat een onafhankelijk ingenieursbureau de LCA die de basis vormt van MRPI heeft gecontroleerd op juistheid.
NTA 8800
De Nederlands Technische Afspraak 8800 is een nieuwe rekenmethode voor de bepaling van de energieprestatie van een gebouw. Trias Energetica De drie stappen van de Trias Energetica zijn basisvuistregels bij het duurzaam ontwerpen van gebouwen. 1. Beperk energievraag. 2. Gebruik duurzame energie. 3. Indien nodig, gebruik fossiele brandstoffen zo efficiënt en schoon mogelijk.
TPAC
TPAC is de toetsingscommissie van de Nederlandse overheid. Dit orgaan beoordeelt of certificatieschema’s voor hout (bijvoorbeeld FSC en PEFC) voldoen aan de inkoopcriteria van de Nederlandse overheid. Rc-waarden Rc staat voor Resistance construction. De Rc-waarde zegt iets over de warmteweerstand van een bepaalde constructie, bijvoorbeeld een spouwmuur of een dak. Hoe hoger de Rc-waarden, hoe beter een gebouw thermisch geïsoleerd is.
STIP
Bedrijven die uitsluitend FSC- of PEFC-materialen inkopen, dragen actief bij aan verantwoord bosbeheer. STIP heeft alles met FSC en PEFC te maken. Toch is er een wezenlijk verschil. STIP is een bedrijfskeurmerk, waar FSC en PEFC boscertificaten zijn. Een bedrijf dat STIP-gecertificeerd is, koopt uitsluitend FSC- en PEFC-gecertificeerde materialen in en verkoopt als gevolg daarvan ook uitsluitend houtproducten met een verantwoorde herkomst. FSC- en PEFC-materiaal kan binnen het STIP-systeem eenvoudig gemengd worden en verkocht met STIP-certificering. Bedrijven maken een belangrijk statement door STIP-gecertificeerd te zijn. Als een bedrijf STIP-supporter is, garandeert het STIP-gecertificeerde bedrijven dat zij uitsluitend FSC- en PEFC-gecertificeerde materialen ontvangen bij een aankoop. STIP is sinds januari 2020 officieel toegestaan door de TPAC. Dit is de toetsingscommissie van de Nederlandse overheid die de inkoopcriteria beoordeeld van certificatieschema’s voor hout. Naast FSC, PEFC en STIP zijn ook MTCS en Keurhout goedgekeurde schema’s.
Cradle-to-cradle
Letterlijke betekenis is: van wieg tot wieg. Het gaat over producten die ofwel oneindig kunnen worden hergebruikt, ofwel die onschadelijk kunnen worden afgebroken. Dit zijn de uitgangspunten van de cradle-to-cradle-gedachte: - Materialen moeten gezond zijn (geen gifstoffen) - Hergebruik materialen (geen afval) - Productie via duurzame energie - Zorg voor water - Sociale eerlijkheid 10 R’s In de circulaire economie worden materialen zo hoogwaardig mogelijk hergebruikt. In het ideale geval wordt het totale product hergebruikt. Is dat niet mogelijk, dan in elk geval onderdelen van het product en tot slot de grondstoffen of materialen die uit een product komen. Voor circulariteit is er een ‘prioriteitenladder’ ontwikkeld, waarbij 1 de hoogste score oplevert en 10 de laagste.
1. Rethink De vertaling van ‘Rethink’ is heroverwegen. Het gaat om anders denken en een andere manier van organiseren. Dit vraagt om sociale innovatie. Het is het begin van circulair denken en doen.
2. Redesign De vertaling van ‘Redesign’ is herontwerpen. Het gaat hierbij om het anders of nieuw ontwerpen of het zodanig aanpassen van het ontwerp dat het product een langere levensduur heeft, een betere modulaire opbouw en bestaat uit duurzame materialen.
3. Reduce Reduce betekent verminderen. Het gaat er hierbij om het verbruik van grondstoffen tijdens de productie te reduceren.
4. Reuse Reuse betekent hergebruik. Het gaat hierbij om het volwaardig hergebruik van producten in zijn geheel in dezelfde functie door een andere gebruiker.
5. Repair Repair betekent repareren. Vanuit duurzaamheidsoogpunt is het beter om goed onderhoud en reparatie uit te voeren dan materialen af te danken en nieuwe materialen te gebruiken.
6. Refurbish Refurbish betekent renoveren of opknappen. Het gaat er hierbij om producten of bouwdelen te herstellen of te vernieuwen door ze op te knappen. Niet alles hoeft nieuw te zijn.
7. Remanufacture Remanufacture betekent reviseren. Het gaat er hierbij om nieuwe producten te maken van oude producten of onderdelen hiervan.
8. Repurpose Repurpose is hergebruiken van producten met een ander doel.
9. Recycle Recycle is een brede term die we gebruiken voor de verwerking en hergebruik van materialen.
10. Recover Recover is herwinnen. Hierbij gaat het om energieterugwinning uit materialen. Verbranding zonder energieterugwinning en storten horen niet in een circulaire economie.